Notulen bijeenkomst 3 07-09-1998
Gesprekleider : Ralph van der Aalst
Notulist : Jeroen Scholten
Wijziging toetsroosters:
2.1 FE economische belastingtheorie1 ( 1601 ) - woensdag 21 oktober, 13.00-16.00, De Heeg.
Herkansing in toetsperiode 2- woensdag 6 januari, 13.00-16.00, Geusselt.
Nabespreking taak 3
LD 1 : Hoe werkt belasting door op vraag en aanbod.
Aan de hand van Rosen, pp.279-286 kunnen we stellen dat er verschillende soorten van belasting zijn. Ten eerste
is er een lump sum tax, deze grootte van deze belasting is niet afhankelijk van de hoeveelheid maar een vast bedrag.
Deze belasting is in grafiek 1 weergegeven.
Verklaring grafiek1: door de lump sum tax verschuift de vraagcurve naar links. Door een lijn te trekken van het
nieuwe evenwicht naar de oude vraagcurve kan de belastingopbrengst gemarkeerd worden. Er vallen nu twee dingen
op. Ten eerste kan je uit de grafiek afleiden welk deel van de belasting wordt betaald door de producenten en welk
deel door de consumenten. Ten tweede zie je dat er nu een death-weight-loss (welvaartsverlies) ontstaat. Dit welvaartsverlies
gaat de marktwerking tegen.
Daarnaast is er een ad valorem tax, een belasting met een premie als proportie van de prijs. Deze vorm van belasting
is in grafiek 2 grafisch weergegeven.
Verklaring grafiek 2: Net als in grafiek 1 kunnen we afleiden wie welk deel betaald en waar sprake is van een welvaartsverlies.
Let in deze grafiek vooral op het verloop van de nieuwe vraagcurve.
Vervolgens kunnen we belastingheffing ook grafisch toepassen op markten met een volkomen elastisch of inelastisch
aanbod.
Grafiek 3 geeft de belastingopbrengst weer op een markt met een volkomen inelastisch aanbod.
Grafiek 4 "" " " " " " " " " elastisch aanbod.
Problemen met deze curven:
Wat is precies de richtingscoëfficient van de vraag en aanbod curven?
Welk deel wordt precies door de consumenten en producenten betaald?
Welke manier van belastingheffen is het meest efficiënt?
Nabespreking taak 4
LD1: Is het huurwaardeforfait in strijd met de stelling?
Het probleem bij deze taak is dat niemand precies weet wat er met de stelling bedoeld wordt en in welke zin deze
gekoppeld kan worden aan het huurwaardeforfait. Ter indicatie:
Roel Saris: Wat doen we met deze taak?
Cerberus ( sorry naam vergeten..) : De stelling lijkt vrij simpel.
RS: Moeten we wel of niet rekening houden met bijvoorbeeld hypotheek? Is er een verband tussen het
huurwaardeforfait en consumentengenot?
Iedereen: We weten het niet
C: Wat moeten we hiermee meneer de mentor?
Tutor: Vrij weinig..Het is een vreemde taak.
Opmerking: In hoofdstuk 16 van Wagner staat geen goede omschrijving van de definitie. In verband met het opstel
moeten we eigenlijk donderdag weten in welke zin we de definitie aan het huurwaardeforfait kunnen koppelen.
Voorbespreking taak 5
Opmerking van Roel Saris : "Volgens mij is het verstandiger dat iedereen de teksten thuis leest".
Samenvatting van de tekst: De schrijver valt op economische gronden het belastingbeleid van Bush aan. Hij behandelt
de verschillende onderdelen van het beleid en stelt dat Bush te veel positieve verwachtingen heeft van zijn beleid.
Daarnaast draagt de schrijver andere opties aan.
Tijdens het brainstormen werden een aantal zaken opgemerkt:
Het economische beleid dat Bush voert is sterk verbonden met de politieke gevolgen daarvan.
De schrijver geeft aan dat consumenten en producenten niet altijd zo reageren op belastingmaatregelen als men verwacht.
Er bestaan twee theorieën over het consumenten en producenten gedrag. Een daarvan gaat uit van rationalistisch
denken en de ander juist niet. Welke theorieën dit precies zijn moeten we opzoeken.
Leerdoelen:
LD1: In hoeverre kan de overheid een belasting instrument gebruiken om de bestedingen c.q. economische groei te
beïnvloeden?
LD2: Zijn de effecten van deze maatregelen ook houdbaar op de lange termijn of alleen op de korte termijn?
LD3: Wat zijn de consumer behaviour theorieën?